Hutje met een tuin

Soms word je door iets wat je hoort of leest, opeens weer herinnerd aan iets wat je eigenlijk alweer vergeten was. Zo plopte vanmorgen weer een jongetje bij me op dat bij mij werd aangemeld voor faalangst. Zijn spanning voor toetsen was zo groot, dat hij al weken voor de cito’s van slag was.

Hij had een oudere zus die mooie cijfers haalde op het gymnasium en daar werd hij voor zijn gevoel steeds mee vergeleken. Haar citoscores op de basisschool waren veel hoger geweest dan die van hem. Dit herinnerde ik me nog wel, ik had met haar ouders destijds het verwijzingsgesprek gevoerd in groep 8. Voor haar ouders was het erg belangrijk dat ze naar de universiteit zou kunnen om arts te worden.

Na gevlucht te zijn voor oorlog in het land van herkomst, waar de vader universitair opgeleid was en een goede baan had, kon hij in Nederland niet aan de slag in een vergelijkbare functie. Hij had nu een baan waarin hij niet gelukkig was en waarmee hij ook niet veel verdiende. Voor zijn kinderen vond hij het daarom extra belangrijk dat ze een ‘goede’ opleiding zouden krijgen in Nederland, zodat ze later een ‘goede’ baan konden vinden.

De oudste dochter pikte de lesstof gemakkelijk op, werkte hard en had er ook plezier in. Hoe anders was dit voor haar broertje. Hij worstelde met lezen en spelling. Rekenen ging hem niet gemakkelijk af en begrijpend lezen viel hem ook zwaar. Hij wist alles over de meest bijzondere dieren en had een brede belangstelling, maar de vakken waarop getoetst werd, daar had hij niet zoveel mee.

De lat lag hoog, dat voelde hij wel. Hij werd er stikzenuwachtig van. Natuurlijk wilde hij het dolgraag goed doen voor zijn ouders, maar hij kwam met zijn resultaten niet eens in de buurt van zijn zus. Teleurstelling bij ouders en een gevoel van falen bij hemzelf.

Toen ik hem vroeg wat hij dan later zelf het liefst wilde gaan doen als hij volwassen zou zijn, antwoordde hij: “Ik wil graag in een klein hutje wonen, met een eigen tuin om mijn eten te verbouwen. Misschien in Thailand ofzo.’

Zo, die zag ik niet aankomen. De meeste kinderen weten op die leeftijd nog helemaal geen antwoord op die vraag en de kinderen die het wel weten, noemen vaak iets in de richting van het beroep van hun ouders. Of dokter en advocaat, die zijn ook populair (vaak bij de ouders).

Een hutje met een eigen tuin. Ik zag het hem eigenlijk helemaal doen. Wat zal er nog over zijn van die droom als hij volwassen is? Zou hij, net als zovelen, de weg volgen die zijn ouders voor hem het beste vinden en vergeten wat hij zelf eigenlijk belangrijk vindt? Of zal hij misschien later nog eens terugdenken aan die wens en ervoor gaan?

Hij zit nu op het vmbo en hopelijk vindt hij daar een richting waar hij blij van wordt. Ik gun hem dat zijn ouders trots op hem zijn, ik gun hem vooral dat hij trots op zichzelf kan zijn. En natuurlijk gun ik hem een leuke baan, waarin hij genoeg verdient. Maar wat ik hem het meest gun, dat is dan stiekem toch dat hutje met die tuin.

Wil je nog meer lezen?

Dat kan!