Kinderen die bij mij komen voor coaching, zijn meestal aangemeld door een volwassene. In mijn praktijk zijn dat de ouders, op school is dat de leerkracht of intern begeleider, in overleg met de ouders. Als er dan een eerste gesprek is, gaat het meestal eerst over de reden van aanmelding. Vaak is dat iets op het gebied van leren of gedrag. Een enkele keer komt het voor dat het kind zelf geen enkel probleem ervaart en dat het vooral de omgeving is die last heeft van iets wat het kind (niet) doet. In dat geval is eerst iets anders nodig. Meestal ervaart het kind zelf ook wel dat ‘iets’ moeilijk gaat en wil het graag daarbij geholpen worden. Dan kunnen we aan de slag.
Wat vaak gebeurt als iemand een probleem ervaart, is dat de focus ligt op het ‘niet meer willen van het probleem’. Het probleem moet weg, het mag niet meer bestaan of het kind moet iets afleren. Een ouder of leerkracht die te maken krijgt met een brutaal reagerend kind zal het gedrag als ongewenst benoemen en zeggen dat je zo niet mag reageren. En dat zal het kind ongetwijfeld snappen. Het kind wordt geholpen iets niet meer te doen. Maar waar op dat moment aan voorbij gegaan wordt, is de onderliggende reden van het gedrag. En ook aan de vraag hoe het kind het dan voor elkaar moet krijgen om iets niet meer te doen.
Problemen hebben over het algemeen goede redenen, anders zou het probleem er niet zijn. En heel vaak levert het ongewenste gedrag het kind ook iets op, anders was het allang gestopt. Als kindercoach onderzoek ik samen met het kind wat er speelt en neem de situatie zoals die is. We kijken wat het gedrag oplevert en wat er in de plaats zou moeten komen van het probleem. Word je snel boos? Mooi dat je voor jezelf kunt opkomen! Hoe kun je zorgen dat je gehoord wordt, terwijl je daarbij rustig kunt blijven? Bang voor nieuwe situaties? Angst helpt je om jezelf te beschermen! En hoe kun je dan toch je grenzen zo verleggen dat je nieuwe dingen aan durft te gaan? Wat zeg je dan tegen jezelf?
Net als wij volwassenen, praten kinderen vaak in problemen. Als we het probleem hebben onderzocht en ik vraag: ‘Wat wil je wel?’, dan komen er vaak antwoorden die eigenlijk de ontkennende vorm van het probleem zijn. ‘Geen onvoldoendes meer. Niet meer schoppen. Niet meer bang zijn. Niet schreeuwen. Er niet meer aan denken.’ Het blijkt nog best een moeilijke vraag te zijn. ‘Oké, ik heb nu gehoord wat je niet meer wilt, maar wil je wel? Wat mag ervoor in de plaats komen?’ Meestal eerst stilte en dan een paar aarzelende suggesties. Vanaf daar krijgen we samen wel helder welk doel er te behalen valt en hoe we daar gaan komen.
Hier begint de speurtocht naar de oplossingen. Welke goede eigenschappen heeft het kind die kunnen helpen? In welke situaties lukt het al wel om het gewenste gedrag te laten zien? Wie kan helpen? Wanneer gaat het wel goed? Hoe komt dat? We maken dan een haalbaar plan, liefst met kleine stapjes, zodat een kind kan oefenen met de nieuwe vaardigheid en succes kan ervaren.
Waar ook altijd aandacht voor is: iets nieuws leren gaat met vallen en opstaan, het is heus niet erg als het nog eens mis gaat, je kunt het altijd weer opnieuw proberen. Zo leerde je tenslotte ook fietsen en zwemmen. En ook hier geldt: wat je aandacht geeft groeit. Wanneer we benoemen wat er wel goed gaat, is dat veel constructiever dan steeds te benoemen wat nog niet goed gaat. Zo kan een kind met steeds meer vertrouwen in de richting van zijn doel bewegen. En dat blijkt vaak verrassend snel te gaan!