Je toekomst hangt niet af van die citotoets

De periode van cito-toetsen is weer aangebroken en voor de leerlingen van groep 8 zijn dat vaak spannende tijden. Hoe kan het toch dat sommige kinderen denken dat hun hele toekomst daarvan afhangt?

Ik zie ze ieder jaar weer voorbij komen. Kinderen die gedurende die weken gespannen zijn, die hun leerkracht constant blijven vragen of de toets al is nagekeken, wanneer ze de uitslag krijgen, wat je gaat zeggen bij het verwijzingsgesprek..

Leggen wij er als leerkrachten nou zoveel nadruk op? Doen ouders dat? Doen kinderen dat zelf? Een beetje van alles waarschijnlijk. Hoe vaak we ook vertellen dat iedereen straks op een niveau terechtkomt dat bij hem/haar past, dat we echt wel kijken naar het totaalplaatje, dat het fijn is als het niet te makkelijk en niet te moeilijk voor je is op het voortgezet onderwijs, dat je ook nog kan opstromen (of afstromen) als blijkt dat je toch niet helemaal op je plek zit; het is soms tegen dovemans oren gezegd. En als je dan denkt dat je het kind gerustgesteld hebt, dan komen nog de ouders.

Alle ouders willen graag het beste voor hun kind. Jij ook, ik ook. En voor sommige ouders betekent dat minstens havo/vwo, of absoluut géén praktijkonderwijs. En dus moet er goed gepresteerd worden op de toetsen. Het meest extreme voorbeeld dat ik jaren geleden eens meemaakte, was dat van een jongen die 800 euro zou krijgen voor een A-score op zijn toets begrijpend lezen. Ja, je leest het goed. Een B-score leverde 600 euro op en een C-score was ook nog wel wat waard, hoewel dat tientjeswerk was. Helaas had deze jongen nooit hoger gescoord dan een D- of E-score en dat gebeurde toen dus ook niet. Dat was voor zijn ouders misschien financieel best goed nieuws, maar ze waren er natuurlijk niet erg blij mee. Nou moet je niet denken dat we het hier over enorm rijke ouders hebben. Integendeel zelfs, maar deze ouders wilden oprecht dat hun kind het beter zou krijgen dan zij zelf en in hun beleving kon dat alleen als hij op het hoogste niveau zou afstuderen, dus daar hadden ze veel voor over.

Realistische verwachtingen hebben, daar ontbreekt het nog weleens aan. Kijken wat bij een kind past. En je weet toch niet wanneer je het goed doet, want in de puberteit worden voor veel kinderen opeens andere dingen veel belangrijker dan school. Als ik kijk naar onze eigen kinderen, is ook niet alles volgens plan gelopen. Onze oudste kreeg een vwo-advies, maar omdat wij zagen dat ze nog best wel onzeker was en erg perfectionistisch, hebben we samen gekozen voor instappen op havo-vwo. Inmiddels zit ze in 6 vwo en haalt mooie cijfers. Van haar gedrevenheid, motivatie en werklust is echter sinds de lockdowns niet veel meer over. Ze spreekt liever met haar vriendinnen af dan dat ze huiswerk maakt. En eigenlijk is dat ook minstens zo belangrijk.

Onze jongste kreeg een mavo-advies. Hij heeft al van jongs af aan een hartgrondige hekel aan alles wat met het schoolse leren te maken heeft. En dat is niet handig in ons schoolsysteem, hij past er eigenlijk helemaal niet in. Maar ja, je moet toch naar school. We besloten ook voor hem om niet te hoog in te stappen, hij startte op kader-mavo. Maar hij werd doodongelukkig van alle theorie, lang pratende leraren, na schooltijd nóg meer school in de vorm van huiswerk. Strijd en ellende. Dus ook al waren zijn cijfers nog niet eens zo slecht, we hebben ervoor gekozen om hem te laten afstromen naar de basisberoepsgerichte leerweg. Hebben we daar goed aan gedaan? Geen idee, dat zal de toekomst wel uitwijzen. Wij hebben in ieder geval een veel blijer kind en het is thuis ook een stuk gezelliger zo. Mooie cijfers met weinig inspanning, en straks hopelijk een leuke beroepsopleiding.

Zo heeft ieder kind zijn eigen weg te gaan. Die is niet in beton gegoten en hangt zeker niet af van het advies in groep 8. Regelmatig komen oud-leerlingen nog eens terug, van brugklassers tot jongeren die al een diploma op zak hebben. En wat ik vaak zie, is dat inzet en motivatie veel betere voorspellers zijn voor succes in het voortgezet onderwijs, dan een hoge cito-score. De opstromers zijn meestal degenen die ook op de basisschool al de harde werkers waren, de kinderen bij wie het soms niet kwam aanwaaien en die hebben geleerd moeite te doen om de lesstof te begrijpen. Of juist de kinderen die al een heel sterke motivatie en een duidelijk doel hadden. De afstromers zijn vaak de kinderen die het allemaal vrij gemakkelijk af ging op de basisschool, maar die niet echt veel zin hadden om hard te werken.

En dan heb je ook nog de laatbloeiers. Er zijn kinderen die pas laat op de basisschool of in het vo echt tot ontwikkeling komen. Kinderen die toegeven dat ze vóór groep 8 nog nooit een tekst van de begrijpend lezen toets helemaal hebben doorgelezen en maar wat gegokt hebben, omdat het zo lang en saai was. Die in groep 8 opeens omhoog schieten in hun scores, omdat ze dan pas denken dat het echt belangrijk wordt. Of de kinderen die gewoon nog wat meer tijd nodig hebben om te groeien. In taal, in leervaardigheden, of in zelfvertrouwen.

Gras groeit niet harder door eraan te trekken, ieder kind ontwikkelt zich in zijn eigen tempo. Dus laten we er vooral voor zorgen dat onze leerlingen een fijne schooltijd hebben, dat we ze alles aanbieden wat ze nodig hebben om een goede start in het voortgezet onderwijs te maken. En er dan op vertrouwen dat ze hun eigen weg wel vinden.

Wil je nog meer lezen?

Dat kan!