Partners kunnen scheiden, ouders niet

Ieder jaar krijgen vele kinderen te horen dat hun ouders uit elkaar gaan. Een proces dat vaak gepaard gaat met veel verdriet en spanningen. Voor de ouders is het een keuze, op de lange termijn worden zij er (meestal) gelukkiger van. Maar of dit ook voor de kinderen geldt? Kinderen hebben niets te kiezen en moeten dealen met wat er voor ze besloten wordt. Gelukkig zijn kinderen erg veerkrachtig en vinden zij meestal na een poosje hun draai wel in de nieuwe situatie. Als ouders respectvol naar en over elkaar blijven communiceren, blijft de kinderen veel leed bespaard.

De kinderen die bij mij belanden voor coaching hebben helaas vaak een ander verhaal. Er is soms sprake van verbroken contact (meestal met de vader) en veel verwijten of strijd tussen de ouders onderling. Kinderen hebben soms het gevoel dat ze moeten kiezen en gaan lelijke dingen zeggen over de andere ouder. Of ze gaan uit loyaliteit voor de achtergebleven ouder zorgen, door bijvoorbeeld hun eigen verdriet te verbergen of meer verantwoordelijkheden op zich te nemen.

Systemisch gezien kunnen ouders helemaal niet scheiden. Partners kunnen scheiden, maar ouders ben je samen voor altijd. Ieder kind bestaat dankzij de ouders, een kind bestaat voor 50% uit vader en voor 50% uit moeder. Op het moment dat het kind één van zijn ouders afwijst, wijst het daarmee ook de helft van zichzelf af. En ook al lijkt dat soms aan de buitenkant helemaal oké voor het kind (“want papa doet toch nooit iets leuks met ons”), vanbinnen kan het kind niet meer ‘heel’ zijn. En dat heeft grote gevolgen voor het welzijn van een kind.

Het gebeurt helaas vaak dat kinderen onder druk worden gezet om partij te kiezen. Of ze worden gebruikt als een soort boodschapper of ‘tussenpersoon’. Een kind komt dan knel te zitten tussen beide ouders. Dit verschijnsel noem je triangulatie. Het absolute dieptepunt dat ik ooit meemaakte op dit vlak, was van een meisje dat van haar moeder de opdracht meekreeg om bij vader thuis dingen dusdanig in scene te zetten, dat het leek alsof de vader zijn nieuwe vriendin bedroog. Ze was toen 11 jaar. Niet lang daarna werd het contact met de vader helemaal verbroken. Het verdriet van het meisje om haar vader mocht er thuis niet zijn. Ze was altijd een vaderskindje geweest en ze leek ook veel op haar vader, vertelde ze. Maar dat was niet langer iets waar ze trots op mocht zijn…

Onlangs sprak ik een moeder die zelf nog volop in de emotie van haar scheiding zat. Ze maakte zich zorgen over haar dochter. De vader liet steeds minder van zich horen en daar hadden de kinderen allerlei vragen over, die zij niet kon beantwoorden. Ook werd door de familie van vaderskant heel negatief over moeder gesproken. Hier hadden de kinderen veel last van. Moeder probeerde hierin niet mee te gaan en zei tegen haar kinderen: “Je mag net zoveel van papa houden als van mij.”

Wat een krachtige boodschap van deze moeder. Als je dát kan zeggen, terwijl je zelf nog zo in je eigen proces zit, dan is dat een enorm cadeau voor je kinderen. Dat zei ik haar ook, waarop nog meer tranen vloeiden. “Ik heb vroeger zelf genoeg meegemaakt, dat ga ik mijn kinderen niet aandoen”, zei ze.

En zo werkt het inderdaad. Wanneer de ene ouder negatief praat over de andere ouder, komt het kind onmiddellijk in een loyaliteitsconflict. Het is heel beschadigend voor het kind, omdat daarmee ook een deel van het kind wordt afgewezen. Niet voor niets wordt daarom wel eens gezegd dat kinderen het beste af zijn bij de ouder die ze de andere ouder het meest ‘gunt’. Daar kunnen ze het meest ‘heel’ zijn.

Wat ook vaak gebeurt als een ouder vertrekt uit het gezin, is dat een kind onbewust de neiging heeft om de vrijgekomen plek in te nemen. Het kind gaat daarmee van zijn kindplek af. Het kind gaat zorgen voor de ouder en komt daarmee eigenlijk op de plek van de ouder van de ouder. Dit noem je parentificatie en dit is schadelijk voor de ontwikkeling van een kind.  Kinderen kunnen zich bijvoorbeeld verantwoordelijk gaan voelen voor het welbevinden van de ouder, te veel taken en verantwoordelijkheden op zich nemen of zich te volwassen gedragen voor de eigen leeftijd. Zomaar een paar patronen die hieruit voort kunnen komen en die soms een leven lang duren.

In familieopstellingen zie je patronen van triangulatie en parentificatie vaak meteen naar voren komen. Het (inmiddels volwassen) kind staat dan tussen de ouders in of op de plek van één van de ouders. Wanneer de natuurlijke ordening wordt hersteld, het kind op de kindplek tegenover de ouders, ontstaat er vaak rust in het systeem. Het maakt daarbij niet uit of de ouders nog samen zijn. Wanneer je samen aan kinderen begint, vorm je met je kinderen een systeem. Voor altijd. Systemen willen compleet zijn, alleen zo kan het goed gaan met de leden van het systeem. Als partners kun je scheiden, als ouders niet.

Wil je nog meer lezen?

Dat kan!